In de toren van Sint-Martens-Latem rust de klokkenstoel op een stenen gewelf. Dit is heel uitzonderlijk, want meestal staat een klokkenstoel op een heel wankele houten vloer met veel gaten, half vermolmde en losse planken, waardoor het goed opletten geblazen is waar men de voeten zet tijdens het torenbezoek om niet door de vloer te zakken. Maar in Sint-Martens-Latem kon het in volle veiligheid. Ook de toegang tot de klokkenkamer is bijzonder. Meestal is de laatste verdieping een houten trap of een ladder (meestal een ijzeren ladder als er gsm-masten aanwezig zijn in de toren), maar in Sint-Martens-Latem zijn er stijgijzers in de hoek van de toren. Ze zijn vermoedelijk nog in smeedijzer en waarschijnlijk heel oud, misschien zelfs even oud als de toren zelf. Deze leiden door een smalle opening in het gewelf.
In het midden van de toren staat een houten klokkenstoel, waarschijnlijk bedoeld voor de toenmalige enige klok in de toren. De klok in het midden dateert van 1908 en is gegoten door Slégers-Causard uit Tellin. Volgens het opschrift vervangt ze een klok uit 1832 van Jacob Dumery, die in 1907 "geborsten" is. In klank en gewicht is het ook de middelste klok. Haar naam is Martinus, haar gewicht wordt geschat op 550 kg, en haar toonhoogte is la.
Aan weerskanten van de houten klokkenstoel is een metalen uitbreiding van de klokkenstoel. Deze dateert waarschijnlijk van de uitbreiding van het klokkenbestand in 1977. Aan de ene kant bevindt zich de grote klok, aan de andere kant de kleine klok. Beide klokken zijn volgens het opschrift gegoten door Jacques Sergeys uit Leuven in 1977, maar mogelijk heeft Jacques Sergeys de klokken in werkelijkheid laten gieten door Paccard in Annecy (Savoie, Frankrijk), wat hij wel meer gedaan op het einde van zijn loopbaan. De grote klok heet Maria, heeft een geschat gewicht van 700 kg, en geeft de sol. De kleine klok heet Vreugde, heeft een geschat gewicht van 300 kg, en geeft de hoge do.
(klik op een foto voor een grotere weergave)
De drie klokken samen geven het zogenaamde gloriamotief, sol-la-do, genoemd naar de eerste drie noten van de inzet van de gloria van de 4de gregoriaanse mis. Behalve samen luiden, worden ze ook bij uitvaarten aangeslagen in traag tempo do-sol-la-sol. Dit is een gebruik dat niet echt courant is in Oost-Vlaanderen, maar wel heel gebruikelijk is in West-Vlaanderen.
Uit de opschriften blijkt duidelijk dat alle drie de klokken voor de kerk van Sint-Martens-Latem gegoten zijn.